Blog Layout

Dec 20, 2020

Aalmoezeniersweeshuis


17e-eeuw
In 1666 werd aan de Prinsengracht het Aalmoezeniersweeshuis geopend. Wezen die niet in aanmerking kwamen voor een plaats in het Burgerweeshuis of in één van de kerkelijke weeshuizen werden hier ondergebracht. Daarnaast werden in dit weeshuis vondelingen opgevangen. Kortom, het Aalmoezeniersweeshuis was voor kinderen die nergens anders terecht konden.
In het Aalmoezeniersweeshuis was plaats voor 800 kinderen, maar al gauw waren er zo veel kinderen dat ze een slaapplaats moesten delen. De weeskinderen kregen enig onderwijs tot hun vijftiende, daarna  werden ze aan het werk gezet. Vanaf het eind van de 17e-eeuw werden ook tientallen weeskinderen van rond de vijftien jaar uitgezonden naar Suriname om daar aan de slag te gaan. 
Aanvankelijk werden rond de 60 vondelingen per jaar naar het Aalmoezeniersweeshuis gebracht. De baby’s werden door het weeshuis uitbesteed, meestal aan vrouwen in de nabijgelegen Jordaan. Dikwijls deden deze vrouwen dat vooral voor het geld en liet de zorg – soms ernstig – te wensen over. Op hun zesde gingen de meeste vondelingen terug naar het Aalmoezeniersweeshuis om daar dan verder opgevoed te worden. 

18e-eeuw
In de 18e-eeuw eeuw, toen de economische groei van Amsterdam stagneerde, werd de situatie in het weeshuis en het perspectief van de kinderen die er leefden steeds slechter. Hoewel het weeshuis meerdere keren werd uitgebreid nam het aantal kinderen sneller toe: aan het einde van de 18e-eeuw sliepen er soms wel 5 kinderen in een krib. Dat leidde tot wantoestanden. 
Jacob Bicker Raye, die jarenlang een dagboek bijhield over Amsterdamse gebeurtenissen, schreef op 4 januari 1752 in zijn dagboek dat er ‘zijn dertien grote meiden uit het aalmoezeniersweeshuis die in de kraam bleken te moeten naar het spinhuis (tuchthuis) gebracht. De jongens die men bevond daaraan schuldig te zijn, zullen bij de eerste gelegenheid naar Oost-Indië worden gezonden.’ 
Regent Cornelis Vollenhoven onderzocht hoe het de lichting vondelingen van 1792 was vergaan (Ons Amsterdam, 2015). Van de 366 vondelingen die in dat jaar naar het Aalmoezeniersweeshuis kwamen, bleken er twintig jaar later nog slechts 64 in leven, van wie slechts enkelen een behoorlijk beroep uitoefenden. Hij concludeerde dat het Aalmoezeniersweeshuis op geen enkele manier aan zijn bestemming voldeed: ‘In plaats van kinderen te behoeden en nuttige leden aan de maatschappij te leveren, ziet het zelve verre de meeste kinderen door ziekte omkomen, een gedeelte der overblijvenden nauwelijks hun brood verdienen, en de overige ten prooi aan behoefte en ondeugd.’

De twee gevelstenen zijn nog steeds te zien op Prinsengracht 432-434. De afbeelding in het midden is van Johan Jelgerhuis.


19e-eeuw
In 1807 woonden er 2554 wezen en te vondeling gelegde kinderen in het Aalmoezeniersweeshuis, nog steeds veel meer dan er eigenlijk plaats voor was. De situatie was en bleef dramatisch. Op 22 juni 1815 stellen de regenten vast dat ‘Van de ingenomen kinderen welke te vondeling gelegd worden sterven op de 100 meestal 60 à 70 in het eerste jaar aan de gevolgen van verwaarlozing bij hun geboorte, van hun inwendige fysieke staat en de ellende, waarbij zij in het vondeling leggen zijn blootgesteld’.

Niet alleen met de vondelingen was het slecht gesteld. De arts C.J. Nieuwenhuis schreef in 1820: ‘Bijna alle kinderen zijn te klein van gedaante, zijn niet tot volle wasdom gekomen en hebben een verzwakte maag. Ze zijn bleek van kleur, hebben last van huidziekten en hoofdzeer. Er slapen drie tot vijf kinderen in een krib, de kamers zijn niet afdoende gelucht en er zijn teveel kinderen in een vertrek. Het eten is te zwaar en er is te weinig, met als gevolg, dat er schrokkerig wordt gegeten om genoeg te krijgen’.


Enkele jaren later viel het doek voor het Aalmoezeniersweeshuis. Een Koninklijk Besluit (1822) verplichtte het weeshuis om alle kinderen boven de zes jaar naar Veenhuizen te sturen waar zij vervolgens onder barre omstandigheden bij de Maatschappij voor Weldadigheid opgroeiden (zie: Suzanne Jansen, Het pauperparadijs).

De regenten van het Aalmoezeniersweeshuis protesteerden tegen het besluit om Amsterdamse kinderen te verplaatsen en dienden hun ontslag in. Ook de Amsterdamse bevolking verzette zich, maar in 1825 sloot het Aalmoezeniersweeshuis voorgoed de deuren.



Afbeeldingen: Stadsarchief en Amsterdam Museum.

Noot: Bij de te vondeling gelegde baby’s werd vaak een persoonlijk briefje van de moeder aangetroffen. Het Stadsarchief verzorgde in 2020 op basis van deze briefjes een tentoonstelling.

Zie: https://www.amsterdam.nl/stadsarchief/onderwijs/thema'/vondelingen/


Share by: