‘Amsterdam staaer paa Norge’ (Migranten uit het noorden, 1)

Sint Olofskapel en Korenmetershuisje
De Sint Olofskapel die tussen tussen 1440 en 1450 gebouwd werd, is waarschijnlijk genoemd naar een Noorse koning en patroonheilige als waardering voor de levering van hout aan Amsterdam. Dat hout was hier hard nodig. Immers ‘Amsterdam die grote stad is gebouwd op palen’. De hoeveelheid uit Noorwegen naar Nederland verscheept hout was enorm. Behalve inkomen leverde de houthandel met Nederland Noorwegen ook ernstige ecologische schade op. Gebieden langs de kust raakten ontbost en de houthandel verschoof in de loop van de 17e eeuw naar het dichtbeboste oosten van het land. Het hout voor Amsterdam moest steeds dieper vanuit het binnenland over rivieren worden aangevoerd.
In de 15e eeuw kwam ook de graanhandel tussen Amsterdam en het Oostzeegebied volop op gang. Uit de Deense registers van de Sont tol blijkt dat in 1497 al meer dan de helft van de schepen die door de Sont passeerden uit Holland afkomstig was. Rond 1530 hadden de Hollanders meer dan 400 grote handelsschepen in de vaart. Amsterdam ontwikkelde zich hiermee in de 16e eeuw tot de centrale graanmarkt van Europa. De kwaliteit van het graan werd bewaakt door het gilde van de korenmeesters aan de Nieuwezijds Kolk. Het huidige Korenmetershuisje is gebouwd in 1620 ter vervanging van een eerder gildehuis op dezelfde plek.
Kennis
Huiskerken van de Doopsgezinden aan het Singel en van de Remonstranten aan de Keizersgracht
De Wederdopersbeweging was een van de uitingen van het opkomend protestantisme. De wederdopers verzetten zich vooral tegen de bemoeienis van het Amsterdamse stadsbestuur met het geloof en kerkelijke zaken. In 1535 vond het Wederdopersoproer plaats. Het begon met een groep wederdopers die in ‘eerlijke naaktheid’ de straat op renden. Drie maanden later werd het stadhuis door de wederdopers bezet, in de overtuiging dat zij de steun van de burgerij hadden, maar die steun bleef uit. Negentien burgers en achttien wederdopers werden gedood. Andere wederdopers werden gearresteerd en publiekelijk vernederd. Veel Amsterdamse wederdopers trokken weg naar het noordelijke, Lutherse deel van Europa.
Een eeuw later wisten ook remonstranten in toenemende mate de weg naar Noord-Europa te vinden, zeker na de Synode van Dordrecht in 1618 waar de calvinistische gereformeerde leer als de ware leer werd bevestigd. Het werd een politieke kwestie, waarbij prins Maurits het standpunt van de Synode innam. Het jaar daarna werden vele remonstrantse predikanten verbannen en werd in Den Haag raadpensionaris Johan van Oldebarneveld, die vond dat de kerk meerdere stromingen moest kunnen hebben, onthoofd.
Koning Christian IV en zijn neef Hertog Frederik III van Sleeswijk-Holstein-Gottorp nodigden de remonstrantse vluchtelingen actief uit. Het leidde tot de stichting van twee nieuwe steden, Glückstadt (1617) en Frederikstad (1621). Het idee was dat de Nederlanders met hun vele contacten een bijdrage konden leveren aan de internationale handel in Sleeswijk-Holstein. Glückstadt werd gebouwd op speciaal daartoe ingedijkt polderland, een andere specialiteit van de Nederlanders die tot opdrachten leidden in de hele Noord-Duitse kuststreek. Dat onze eigen Jan Adriaanszoon Leeghwater daarbij in 1633 bijna verdronk komt in een volgend deel van dit drieluik aan de orde.