Blog Layout

Mar 07, 2021

Dienstbodes (Migranten uit het noorden, 2)

In dit tweede blog over maritiem-economische migranten gaat het over de uit Noorwegen, Denemarken of Noord-Duitsland afkomstige vrouwen die in de 17e eeuw naar Amsterdam trokken. Zij kwamen met hun man mee of zochten een betrekking als dienstbode. 

Anna Otte, weduwe van een Noorse man met wie ze naar Amsterdam was gekomen, woonde in de Ridderstraat. Ze probeerde de eindjes aan elkaar gekomen met illegale kamerverhuur, diefstal en heling, maar in 1662 werd ze betrapt. Anna werd voor een jaar verbannen uit Amsterdam, maar keerde na dat jaar terug om te hertrouwen met alweer een Noorse partner.

Elsje Christiaens uit Denemarken was pas achttien jaar oud toen ze in 1664 in Amsterdam aankwam, op zoek naar een betrekking als dienstbode. Zij huurde een kamer bij een slaapvrouw (hospita). Elsje vond niet direct een baan en toen de hospita slaapgeld wilde hebben, kon zij dat niet betalen. Er ontstond een ruzie en de vrouw sloeg haar met een bezem. Hierop pakte Elsje een bijl en sloeg de hospita dood. Ze werd gearresteerd en drie weken na haar aankomst in Amsterdam volgde het vonnis: ‘dood door wurging aan de paal en tepronkstelling van het lichaam met de bijl boven haar hoofd om door de lucht en de vogels verteerd te worden’.

Rembrandt tekende hangend Elsje. Meisjes die naar Amsterdam kwamen, liepen het risico om terecht te komen bij slaapvrouwen die meisjes die hen niet konden betalen, de prostitutie induwden. Mogelijk was dat vooruitzicht de reden dat Elsje Christiaens de bijl ter hand nam (zie Geert Mak en Margreet de Moor in de aflevering Arme Elsje van de serie De Gouden Eeuw, 29 jan 2013, VPRO-NTR). 

De Lutherse kerk aan het Spui 

 

De kwetsbare positie van dienstbodes maakte het uitkijken naar een mogelijke huwelijkspartner een aantrekkelijk alternatief. Dienstmeisjes en varenslieden uit Noorwegen, Denemarken en Sleeswijk-Holstein konden elkaar vinden doordat ze bijvoorbeeld in hetzelfde pension verbleven of de Lutherse kerk aan het Spui bezochten. Die laatste optie bood ook dienstmeisjes die bij hun werkgever inwoonden kans om een partner te ontmoeten. De kerk was belangrijk voor de immigranten, wellicht nog meer voor vrouwen dan voor mannen. Zij woonden immers permanent in Amsterdam, terwijl de mannen het grootste deel van de tijd op zee waren en het nooit zeker was of ze terug zouden keren. De kerkdiensten waren tot 1648 in het Duits, daarna in het Nederlands, wat voor een deel van de bezoekers een probleem was. Maar dat verhinderde het ontmoeten van landgenoten niet. Dat het kerkbezoek meer omvatte dan devoot deelnemen aan een dienst, blijkt uit het gemopper van voorzanger Casper Caspari. Hij beklaagde zich over de wanorde in de kerk: kerkgangers rookten, lazen de krant, zongen schunnige liedjes, en onder de preekstoel presenteerden zich hoeren.


Tussen 1600 en 1800 trouwden 12.000 Noren in Amsterdam. Voor zover na te gaan koos ongeveer twee-derde van de Noorse bruiden voor een Noorse man. Maar er waren ook dienstbodes uit Noord-Europa die een Nederlandse man trouwden. Westfaalse Geesje en haar Nederlandse Jan zijn daarvan een voorbeeld.


Geesje uit Westfalen 

Geesje uit Westfalen vertrok per boot naar Amsterdam, waar ze als dienstmeid ging werken. Van haar belevenissen is bovenstaande prent gemaakt. We zien Geesje vertrekken naar Amsterdam en vervolgens wordt ze door een besteedster verhuurd als dienstmeisje. De volgende afbeeldingen laten Geesje aan het werk zien. Ze schept de as uit de haard, veegt de stoep en zorgt voor de kinderen. Maar Geesje snoept stiekem en neemt ’s-avonds een kaars mee als ze naar bed gaat. Haar werkgeefster slaat haar, Geesje vertrekt en vindt een nieuwe betrekking. Dan ontmoet ze Nederlandse Jan en de dominee trouwt het stel. Geesje gaat met Jan naar bed, rijdt met hem in een koets, en zit met hem op een bankje. Op de laatste afbeelding geeft ze haar baby de borst en wordt ze uiteindelijk zelf huisvrouw en moeder (“Geesje sit hier by haar man, En sy geeft het kind een pram”).


Eind goed al goed? Ik weet het niet. Historica Mariëlle Hageman ontdekte namelijk dat er ook een oudere versie van de prent bestaat, waarin Geesje tussen haar eerste en tweede baan in het Spinhuis (tuchthuis voor vrouwen) verbleef en waar Jan een bruut bleek te zijn, die Geesje sloeg.



De aflevering Arme Elsje van de serie De Gouden Eeuw is terug te kijken, zie:https://www.ntr.nl/De-Gouden-Eeuw/42/detail/De-Gouden-Eeuw/NPS_1210660

Share by: