Blog Layout

Apr 04, 2021

Hof aan de Zeedijk

In de herfst van 1572 begonnen Minou Joubert en Piet Reydon op de hoek van de Zeedijk en de Nieuwmarkt, ongeveer waar nu Café de Zon is, een opvanghuis voor verweesde vluchtelingetjes. Minou was een Française uit de Midi, Piet was de zoon van een Amsterdamse moeder en een Franse vader. Als overtuigde hugenoten waren ze in de zomer van 1572 met hun familie vanuit hun Chateaux de Puivert in het zuiden van Frankrijk naar Parijs vertrokken om het huwelijk van de katholieke Margaretha, zus van de Franse koning Karel IX, en de protestantse leider Hendrik van Navarra bij te wonen. Het huwelijk moest de vrede tussen hugenoten en katholieken bezegelen, maar liep uit op de dramatische Bartholomeusnacht (24 augustus 1572). Minou en Piet vluchtten naar Piet’s geboortestad Amsterdam.
Hun opvanghuis, zelf noemden ze het hun hof, lag op een bijzondere plek. Het was een van de eerste huizen die je zag als je door de St. Anthoniespoort de stad in kwam: een veilige plek na een vaak lange en gevaarlijke reis. Het was ook een statement, het hof was gevestigd vlakbij het Minnebroedersklooster, het meest streng katholieke klooster in Amsterdam.

Fictie
Het hof van Minou en Piet is, net als zij zelf, fictie. Het speelt een hoofdrol in het tweede deel van wat een vierdelige serie moet worden over de hugenoten. Kate Mosse is de auteur. Het eerste deel van de serie speelt zich af in de Franse Midi, het tweede deel grotendeels in Amsterdam. De serie zal uiteindelijk eindigen in Franschhoek in Zuid-Afrika.  Mosse noemt dit tweede deel, getiteld ‘Stad van Tranen’, haar liefdesbrief aan Amsterdam.
Het verhaal van Minou en Piet in Amsterdam begint in de roerige periode tussen de beeldenstorm in 1566 en de alteratie in 1578 en eindigt in 1584 met het nieuws van de moord op Willem van Oranje. Er zijn verschillende, met elkaar verweven, verhaallijnen. De combinatie van werkelijkheid en fictie in het boek is knap. De fictie kán waar geweest zijn, zo ontdekte ik, toen ik een aantal Amsterdamse beschrijvingen ging natrekken.

Hugenoten in Amsterdam: eerste en tweede refuge
Hugenoten zijn de Franse navolgers van Calvijn, een van de redenen waarom de noordelijke Nederlanden een voor de hand liggend toevluchtsoord was. Er zijn twee perioden geweest waarin er veel hugenoten naar Amsterdam kwamen, de eerste en de tweede ‘refuge’. De eerste refuge begon na de Bartholomeusnacht in 1572, die een vlucht van hugenoten in noordelijke richting veroorzaakte. Aanvankelijk vooral naar Antwerpen, en na de val van Antwerpen in 1585 verder noordwaarts, naar onder andere Amsterdam. Dat Minou en Piet niet naar Antwerpen gingen, maar direct doorreisden naar Amsterdam is gezien Piet’s herkomst en contacten in Amsterdam geloofwaardig.
Met het Edict van Nantes in 1598, dat de Franse hugenoten dezelfde burgerrechten gaf als de katholieken, keerde de rust in Frankrijk terug. De hugenoten die naar Nederland waren gekomen, kregen in de loop van de zestiende eeuw eigen Franstalige kerken. In Amsterdam gebeurde dat in 1578 toen de kapel van het Paulusklooster aan de Oudezijds Achterburgwal de Waalse kerk werd. 

Waalse kerk


In 1685 werd het Edict van Nantes ingetrokken en begon de tweede refuge. Deze vluchtelingenstroom was veel groter dan de eerste en rond 1700 woonden er meer dan 12.000 hugenoten in Amsterdam, waarvan velen in de Jordaan.

 

Het hof

In de stad Amsterdam waren de burgemeesters de "overste voogden" van wezen. De kosten voor de zorg werden onder andere betaald vanuit de erfgelden van de wezen en daarom hield de weeskamer alleen toezicht op kinderen die iets bezaten. Op de website van het Amsterdam Museum wordt uitgelegd hoe daarom in de zestiende eeuw bezorgde vrouwen steeds vaker huizen beschikbaar gingen stellen waarin verweesde kinderen zonder bezittingen werden opgevangen. Het initiatief kwam vaak vanuit een geloofsgemeenschap en er was nauw contact met het stadsbestuur, dat immers de ultieme verantwoordelijkheid had voor de zorg van de wezen. Het voorbeeld voor het fictieve hof van Minou moet de voorloper van het Burgerweeshuis zijn geweest, dat rond 1520 op particulier initiatief is gesticht. Het betrof hier enkele huizen tussen het Rokin en de Kalverstraat.

De weeskinderen in deze huizen werden niet aan het oog onttrokken. De huizen stonden vaak op goede plekken in de stad en de wezen waren zichtbaar, onder andere als ze naar de kerk gingen. Op deze manier hoopten de initiatiefnemers rijke stadsgenoten te bewegen tot giften. Dat Kate Mosse de geschiedenis van het burgerweeshuis kent, blijkt ook als ze over Minou in 1584 schrijft: ‘Ze sloeg een bruine kartonnen map open en richtte haar aandacht op de nieuwste voorstellen van de bestuurders van het nieuwe stadsweeshuis op de plek van het Sint-Luciaconvent aan de Kalverstraat. Hun succes aan de Zeedijk betekende dat Piet en zij veel om advies werden gevraagd.’ In 1589 zou het voormalige klooster ingrijpend worden verbouwd tot het Burgerweeshuis.

 

De alteratie: uitzetting van burgermeesters en Minnebroeders

Ook de alteratie – de afzetting van de katholieke stadregering - op 26 mei 1578 wordt door Kate Mosse nauwgezet beschreven. Piet Reydon nam vanzelfsprekend deel aan de vergadering van geuzen waar werd besloten tot actie. Interessanter is dat Minou de invloedrijke katholieke vader van een goede vriendin, tevens scheepsmagnaat, waarschuwde en hem vroeg te helpen om bloedvergieten te voorkomen.

De context van de alteratie komt in het boek nadrukkelijk aan de orde: de blokkade van schepen door de geuzen in 1567 en de negatieve gevolgen daarvan voor de Amsterdamse economie, de Satisfactie die in februari 1578 wordt gesloten en die leidt tot het opheffen van de blokkade en het gedogen van de protestantse godsdienst, en de onwil van burgemeester Dircks en zijn medebestuurders om de Satisfactie uit te voeren.

 

Op 26 mei is het dan zover: ‘Plotseling week de menigte uiteen om drie of vier van de geuzen door te laten, gevolgd door twee rijen zwaarbewapende burgersoldaten die Hendrick Dircksz en de andere burgermeesters escorteerden. De griffier en andere poorters liepen twee aan twee achter hen, gevolgd door belangrijke katholieke geestelijken en de gehate grauwe broeders, die als de ogen en oren van de Spanjaarden in Amsterdam hadden gefungeerd’.

Een mooi detail ten slotte is dat Minou na de Alteratie op 26 mei naar een protestantse kerkdienst in de Oude Kerk ging en dat Mosse daarbij vermeldt dat de Nieuwe kerk nog door de katholieken werd gebruikt. Ook dat klopt historisch. De Nieuwe Kerk kwam pas in september beschikbaar voor de protestanten na nog een kleine beeldenstorm. 

 

 

Afbeeldingen: Stadsarchief Amsterdam en Amsterdam Museum


Share by: