Blog Layout

Mar 12, 2024

Keetje Oldema

In de Eerste Passeerdersdwarsstraat 51-65 staat het oudste nog bestaande Nederlandse voorbeeld van philantropische (sociale) woningbouw, bestemd voor arbeiders (het lichte complex rechts op de tekening). Het is in 1853 gebouwd door de architect Hendrik Hana in opdracht van de een jaar eerder opgerichte Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse. Het is een klein complex van twaalf woningen, dat bedoeld was als een model voor grotere projecten.

De woningen nu, om de hoek aan de Passeerdersstraat zijn in 1933-1934 meer woningen aangebouwd.


Het voorbeeld van de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse kreeg navolging. Rijke fabrikanten gingen investeren in sociale initiatieven zoals woningbouwverenigingen. Samen bouwden zij in de 19e-eeuw rond de 4000 woningen, waarvan er veel nog steeds te zien zijn. De bewoners waren veelal geschoolde arbeiders van onbesproken gedrag. Herhaaldelijke openbare dronkenschap kon betekenen dat je uit je woning werd gezet.

De philantropische woningbouw was een druppel op een gloeiende plaat. Alleen al in de verpauperende Jordaan woonden in de tweede helft van de 19-eeuw rond de 90.000 mensen, velen in krotten in gangen en stegen (nu wonen er in de Jordaan rond de 19.000 mensen). Gemiddeld leefden er vijf mensen op 50 vierkante meter, maar grotere gezinnen waren zeker geen uitzondering. De hygienische omstandigheden waren slecht, de kindersterfte hoog en de levensverwachting laag.


Keetje Oldema

In blauw het complex van de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse, in rood de woning waar Keetje Oldema een paar maanden woonde. De woning op toenmalig nummer 27 bestaat niet meer, maar stond op de plek van het huidige nummer 13A.


Om de hoek van de Eerste Passeerdersdwarsstraat, naast de Pijpenbrandersgang, woonde in 1869 korte tijd de elfjarige Keetje Oldema. Keetje was de derde van negen kinderen. Het gezin Oldema was in 1864 naar Amsterdam gekomen, waar vader Jan als koetsier aan de slag ging. In 1868 had de familie bijna een jaar buiten de stad gewoond, in de buurt van het huidige Velzen, in een huis waar meerdere gezinnen waren ondergebracht. Vader Jan verzorgde er de paarden die gebruikt werden bij het graven van het Noordzeekanaal. De kinderen vonden het er heerlijk, maar het gezin moest terug naar de stad. Hun situatie werd daarna steeds slechter.

Jan werd vaak ontslagen en raakte aan de drank. Het gezin zwierf van slop naar slop, woonde nergens langer dan zes maanden, meestal korter. Ze verhuisden omdat ze de huur niet konden betalen, soms ook werden ze uit een woning gezet. Keetje zwierf veel en graag door de stad en speelde op de stoepen van grachtenpanden tot ze werd weggestuurd. Onder andere de bloemenmarkt was een van haar favoriete plekken: ze hield van de bloemengeuren. Maar op straat werd ze ook geplaagd omdat ze smerig was. 

Passeerdersstraat. De man met de kar staat voor de Pijpenbrandersgang, de familie Oldema woonde korte tijd in het huis links daarvan.

 

Keetje werd soms thuisgehouden van school om op bezoek te gaan en de groeten te gaan brengen bij oude buren. Van hen kreeg ze dan een brood mee. Het gezin werd meer en meer afhankelijk van giften: ‘Moeder schreef van tijd tot tijd aan enkele liefdadige dames om hulp; nu en dan kregen wij iets’. Omdat een van de liefdadige dames dat nodig vond en er voor betaalde, verhuisde Keetje van de openbare armenschool naar een katholieke school. Ze viel er uit de toon. De juf vond dat de leerlingen hun boterhammen met Keetje moesten delen; de kinderen gaven haar aangebeten stukken en afgeknabbelde korstjes.

De school daagde haar wel uit. Keetje was slim en wilde leren. Haar huiswerk maakte ze meestal op een stoep, en: ‘Toen er regen kwam en zelfs sneeuw, zocht ik een schuilplaats in de privaten, die onder verscheidene van de Amsterdamsche bruggen te vinden waren’.


Keetje is het verhaal van auteur Neel Doff, die van 1864 tot 1874, van haar zesde tot haar zestiende, in Amsterdam woonde. De bovenstaande tekst is gebaseerd op de herinneringen van Neel Doff als tien- en elfjarige.



Noot:

Neel Doff beschreef haar leven in drie boeken. Deel 1 en een compilatie van deel 2 en 3 verschenen in de jaren zeventig in een Nederlandse vertaling. Deel 3 is recentelijk opnieuw vertaald door Anna Geurts. Zij heeft scherpe kritiek op de selectie van fragmenten, de vertaling en toevoegingen in de eerdere compilatie van deel 2 en 3. Zij laat zien dat de nadruk die daardoor is komen te liggen op negatieve sexuele ervaringen en op Keetje als prostituee geen recht heeft gedaan aan het leven en de biografie van Neel Doff. Dat het boek en de daarop gebaseerde film van Paul Verhoeven als titel Keetje Tippel meekregen heeft de vertekening alleen maar versterkt. Ons Amsterdam schreef daarover eerder al: ‘De boektitel Keetje Tippel – maar meer nog de gelijknamige film – heeft ervoor gezorgd dat Neel Doff met prostitutie wordt vereenzelvigd. Ten onrechte. Uit haar boeken en haar biografie blijkt dat ze zich af en toe op verzoek van haar moeder prostitueerde omdat er brood op de plank moest komen (..).’

 


Bronnen

Amsterdam op de kaart: https://amsterdamopdekaart.nl/1850-1940/Eerste_Passeerdersdwarsstraat/51-65

Evelyne Wilwerth, Neel Doff, de biografie, 1992

Neel Doff, Dagen van honger en ellende, 1971

Neel Doff, Keetje Tippel, 1972

Neel Doff, Keetje op straat, 2021 (vertaling Anna Geurts)

Ons Amsterdam, Het Amsterdam van Neel Doff, 30 juli 2013.

Share by: