Blog Layout

Nov 23, 2022

Franse scholen in Amsterdam

Van de 16e- tot in de 20e-eeuw was Frans – niet Engels - de langua franca in West-Europa. Frans was de taal van het internationale handelsverkeer. Nog tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw was Frans de eerste vreemde taal die geleerd werd op school (‘papa fume une pipe’). Naast de klassieke Latijnse school die de elite voorbereidde op de universiteit, kende Amsterdam in het verleden dan ook meerdere zogeheten Franse scholen die voortgezet onderwijs boden aan kinderen van kooplieden en ambachtslieden. Maar ook scholen voor jongere kinderen gaven soms Franse lessen en noemden zich dan ook Franse school. De Franse school kende dus vele varianten en regelgeving was er niet. Er waren Franse scholen voor jongens en voor meisjes, dagscholen en internaten. De plaats die het leren van Franse taal in het curriculum innam varieerde ook. Op dagscholen was Frans meestal een van de schoolvakken, op internaten was Frans vaker de voertaal.


De opkomst van de Franse scholen in de 16e-eeuw was, zeker in Amsterdam, mede een uitvloeisel van de velen die na de val van Antwerpen in 1585 naar de stad kwamen. Onder hen ook hugenoten die een decennium eerder naar Antwerpen waren gevlucht. De komst van een tweede grote groep hugenoten in 1685 versterkte de Franse invloed op het Amsterdamse onderwijs verder. De kwaliteit van de Franse scholen varieerde en van de meeste is weinig meer bekend. In deze blog beschrijf ik vier Franse scholen die kwaliteit leverden en waarvan het verhaal – deels – bewaard is gebleven.


De school van Willem Bartiens

Een van de eerste Franse scholen waarover wat meer bekend is en die een goede reputatie had, was de school die Willem Bartiens tussen 1591 en 1618 dreef in de Pijlsteeg.

Bartiens of Bartjens is bekend geworden door zijn rekenmethode De Cijfferinghe. Rekenen met munten, maten en gewichten in allerlei praktijksituaties vormt de hoofdmoot van het boek. Bartjens hanteerde de Amsterdamse munten en maten, en soms ook Vlaamse munten. De galeideling was de gebruikelijke manier waarop in de zestiende en zeventiende eeuw delingen werden uitgevoerd. Na afloop van de deling kon men in de berekening de vorm van een zeilschip herkennen (zie afbeelding bovenaan).

Maar liefst twee eeuwen lang leerden Nederlandse kinderen met Bartjens’ boekje rekenen. De laatste druk verscheen in 1839. We hebben er de uitdrukking 'volgens Bartjens' aan over gehouden.


De school van Hendrick Jansz Kaldekerck

Tekening Simon Frisius, 1607 – 1648


Iets later dan Bartiens school, in 1633, werd de school van Hendrick Jansz Kaldekerck aanbevolen voor kinderen van cooplieden, boeckhouders ende coopers, ontfangers ende Rentmeesters. Kaldekerck woont dan op de Brestraet aan de St. Teunes Merckt (nu Nieuwmarkt). De school bleek inderdaad een succes, want in 1642 was deze uitgegroeid tot een kost- en dagschool in de Warmoesstraat, waar de leerlingen onder andere een bibliotheek met 572 boeken ter beschikking stond. Kaldekerck gaf veel aandacht aan het schrijfonderwijs en gaf ook een voorbeeldenboek daarvoor uit. De man had bovendien gevoel voor humor. Voor zijn school hing een bord waarop hij zelf te zien was, omringt door razende scholieren. De school heeft tot zeker 1668 bestaan.


Franse meisjesschool van ‘Het Nut’

In 1799 opende de Franse meisjesschool van ‘Het Nut’ te Amsterdam. Deze school, die vijftig leerlingen telde, richtte zich op meisjes van goede komaf tussen 5 en 14 jaar die deels in het schoolhuis woonden. Waar in Amsterdam dit schoolhuis stond blijft helaas onduidelijk. Het curriculum omvatte schrijven, rekenen, Frans en Engels, aardrijkskunde, geschiedenis, christelijke godsdienst, zedekunde en het naaien van linnen en wollen stoffen. Nuttige – en soms ook fraaie – handwerken maakten deel uit van het curriculum van alle meisjesscholen.

De voorzitter van het schoolbestuur, Jacobus de la Lande, was eerder betrokken geweest bij de oprichting van Felix Meritus en was ook regent van weeshuis ‘de Oranje-appel’. De la Lande bemoeide zich nadrukkelijk met de kwaliteit van de school. Hij won inlichtingen in over nieuwe leerkrachten en testte hun kennis. Ook organiseerde hij het publieke examen dat de meisjes moesten afleggen en waarvoor hij de grote zaal van ‘de Oranje-appel’ ter beschikking kreeg. Het examenwerk omvatte onder andere Franse en Nederlandse opstellen met fouten, die de leerlingen moesten verbeteren.

 

De school van Roodhuyzen

Keizersgracht 318


De deftigste en duurste Franse school die Amsterdam heeft gekend dateert uit 1850. Rond die tijd gingen 6000 Amsterdamse kinderen naar een Franse school, de meesten naar de minder dure dagscholen. Maar op Keizersgracht 318 – nu een kraakpand - was de school van Roodhuyzen, die maar liefst duizend gulden per jaar kostte. Tot zijn leerlingen behoorden kinderen van rijke ouders uit Nederlands-Indië, burgemeesters- en ministerszoontjes, die allen voorbestemd waren om later belangrijke posities in de maatschappij te bekleden. Frans en boekhouden waren belangrijke vakken, maar ook andere talen en wiskunde maakten deel uit van het curriculum. Daarnaast werd aandacht besteed aan zaken die in hogere kringen ook belangrijk waren, zoals muziek en schermen.

Roodhuyzen publiceerde veel en hield ook een gedreven pleidooi voor meisjesonderwijs met als argument dat zij immers de volgende generaties goed moesten kunnen opvoeden. De nuttige handwerken konden wat hem betreft– in ieder geval voor meisjes van gegoede afkomst -wel wat minder, want het was volgens Roodhuyzen geen verdienste ‘om met nauwkeurigheid eene (geborduurd) schilderij te vervaardigen, waaraan haar geest niet het minste deel heeft; eene schilderij, waarin de meer of min gelukkige keuze der kleuren, daarenboven door het patroon worden aangetoond'.


Tot slot

De Franse school als schooltype verdween in Nederland met de invoering van de onderwijswet van 1857, maar Frans bleef een belangrijk vak in het voortgezet onderwijs. Pas in de vorige eeuw maakte in West-Europa Frans als Langua Franca plaats voor Engels. De eerste aanzet voor deze verschuiving gaf, zo schijnt, de overeenkomst die werd gesloten bij het beëindigen van de Eerste Wereldoorlog. Vanwege de deelname van de Verenigde Staten kwam er naast een vanzelfsprekend Franse versie ook een officiële Engelstalige versie van de afspraken. De Tweede Wereldoorlog versterkte deze ontwikkeling. Maar in het onderwijs duurde de omslag nog langer. Pas in 1968, met de invoering van Mammoetwet, werd in het onderwijs Engels een verplicht vak, Frans niet meer. En daarna ging het snel.


 

Bronnen:

DBNL, Geschiedenis van de school in Nederland

DBNL, Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek.

DBNL, Willem Bartjens

DBNL, H.G. Roodhuyzen

Geschiedenis van Amsterdam deel 2-1.

Ons Amsterdam, 2003.


Share by: