October 19, 2025

Het oudste standbeeld van Amsterdam

Het is het oudste standbeeld van Amsterdam: Rembrandt. In 1852 werd het op een propvol plein onthuld door koning Willem 1II.


Bijna twee eeuwen eerder, in 1669, was Rembrandt zonder veel ceremonieel begraven in de Westerkerk. Rembrandt was 'minvermogend' en werd daarom begraven in een tijdelijk kerkgraf. Anders dan bij de begrafenis van zijn voormalige leerling Govert Flink, 9 jaar eerder, waarvoor onder meer Vondel een grafschrift schreef, was er bij de uitvaart van Rembrandt weinig belangstelling.

Rembrandt had na het overlijden van zijn vrouw Saskia een affaire gehad met Geertje Dircks, die met onsmakelijke rechtszaken afliep. Daarna leefde hij in wat de kerk noemde ‘hoererije’ met Hendrikje Stoffels. Het kwam zijn naam niet ten goede. En in 1656 ging hij failliet. Rembrandt had zijn eerdere populaire positie in de stad verspeeld.

 

Een gezin om zijn naam levend te houden was er ook niet. Hendrikje en Rembrandts zoon Titus waren eerder al overleden. Cornelia, de dochter van Rembrandt en Hendrikje, was nog geen 15 jaar en zou enkele maanden na de dood van Rembrandt trouwen en naar Batavia emigreren (zie ook mijn eerdere blogje). Kortom, er was geen naaste familie van Rembrandt meer in Amsterdam. Het graf van Rembrandt werd na 20 jaar geruimd. Rembrandt werd vergeten.

Rembrandt wordt in de Westerkerk met een plakkaat herdacht.

 

Cultureel Nederland was zich in het begin van de 19e-eeuw aan het heroriënteren. In 1815 was met de slag om Waterloo de Franse tijd tot een einde gekomen. En in 1830 werden de Nederlanden gesplitst in Nederland en Belgie. Voor het imago van de schilderkunst in Nederland was dat een harde klap. Het boegbeeld van de schilderkunst in de Nederlanden, Peter Paul Rubens (15771640), was nu het boegbeeld van de Belgische kunstgeschiedenis. Een standbeeld van Rubens, in 1840 in Antwerpen onthuld, benadrukte dat nog eens.

 

Een van de uitkomsten van de heroriëntatie was de oprichting van kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae. Een vereniging waar kunstenaars het voor het zeggen hadden. De oprichters (architect Tetar van Elven, graveur Taurel, schilders Pieneman en Kruseman, en beeldhouwer Royer) waren bekende kunstenaars met status. En allemaal waren ze ook directeur van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten, van 1820 tot 1870 de hoogste kunstopleiding in Nederland.

Arti et Amicitiae, 1853

 

De directeuren vonden dat op de Akademie de nadruk moest liggen op het schilderen van historische werken (zoals Rembrands 17e-eeuwse schilderijen van bijbelse voorstellingen) en op beeldhouwen. In de Akademie hadden de mannen echter te maken met politieke wensen en weerstanden. Hun keuze voor de richting van de opleiding mocht hoogstaand zijn, maar weinig praktisch. Met landschap- en genreschilderkunst, met een voorstelling uit het dagelijkse leven of uit de alledaagse omgeving viel het meeste geld te verdienen.

 

In Arti bepaalde niet de politiek, maar de kunstenaars zelf. De oprichters hadden met Arti et Amicitiae drie doelen voor ogen: bevordering van de kunsten, verbetering van de sociale en economische positie van kunstenaars, en verbroedering. Bijna vanzelfsprekend werd daarbij ook terug gekeken naar de voor de noordelijke Nederlanden zo succesvolle 17e-eeuw.

Op een schildersavond in 1841 in Den Haag werd het idee geopperd om een standbeeld van Rembrandt te laten maken. Dat paste goed in de doelen en opvattingen van de oprichters van Arti en Amicitiae. Samen met anderen werd het initiatief genomen voor de Vereenigde Commissiën tot oprigting van een standbeeld voor Rembrandt . 

"De verloren zoon in een herberg" is een zelfportret van Rembrandt met zijn vrouw Saskia. Ze worden voorgesteld als helden van de bijbelse gelijkenis van de verloren zoon.

 

Opmerkelijk is dat de kennis over Rembrandt toendertijd gaten vertoonde. De biograaf-schilder Arnold Houbraken schreef in 1718 over Rembrandt: 'Hy had ten Huisvrouw een Boerinnetje van Raarep, of Ransdorp in Waterlant, wat klein van persoon maar welgemaakt van wezen, en poezel van lichaam'. Dit was de eerste keer dat over een vrouw in Rembrandts huishouding werd vermeld dat zij afkomstig zou zijn uit een boerenmilieu. En dit verhaal bleef hangen. In 1810 werd er een naam aan deze vrouw geplakt: 'Saskia van Uijlenburg'.

Het duurde tot 1849 voordat duidelijk werd dat het hier om Geertje ging en dat Rembrandt niet met haar, maar met de jong overleden Saskia getrouwd was geweest. Nog twee jaar later werd duidelijk dat Saskia een burgemeestersdochter was. 

Gipsmodel van het Rembrandtmonument tijdens een tentoonstelling van Levende Meesters (1848) in het academiegebouw.


Op 27 mei 1852 verzamelden de Amsterdammers en vele genodigden zich op de Botermarkt (nu Rembrandtplein) voor de onthulling van het beeld van Rembrandt. Aanwezig waren onder meer koning Willem III, prins Hendrik en de burgemeester. Natuurlijk waren ook de leden van Arti et Amicitiae present. 

's Avonds was er een bal in de Parkzaal aan de Plantage Parklaan, waar schilderijen hingen die verwezen naar het leven van Rembrandt. Johannes Verhulst had voor de gelegenheid - op een gedicht van Jan Pieter Heije - een Rembrandt Feestzang gecomponeerd.

Nederland had een nieuwe schildersheld.

 

Bronnen:

Arti et Amicitiae

Amsterdam op de kaart

Marius van Melle, https://onsamsterdam.nl/artikelen/rembrandt, 2002

Reynaerts, J. A. H. (2000). 'Het karakter onzer Hollandsche school'. De Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, 1817-1870. [Thesis, fully internal, Universiteit van Amsterdam]: https://pure.uva.nl/ws/files/3079290/11904_Thesis.pdf