Kleding shoppen … hoe het begon
Als je op zaterdag of zondag door de Amsterdamse winkelstraten loopt, lijkt het wel alsof het kopen van kleren de meest populaire vrijetijdsbesteding is.
Kant en klare kleding kopen kan echter pas vanaf de laat 19e-eeuw. Voor die tijd maakten vrouwen zelf de kleding voor het gezin of – als ze zich dat konden permitteren – lieten die maken. De uitvinding van de naaimachine en vooral de introductie van de bekende Singer naaimachine in 1851 maakte de productie van confectiekleding mogelijk.
Peek en Cloppenburg, Nieuwendijk, circa 1893
Het initiatief voor het maken van confectiekleding lag veelal bij winkeliers die al handelden in met kleding verwante artikelen. Magazijn de Bijenkorf van Philip Simon Goudsmit, bijvoorbeeld, begon als fourniturenwinkel. En de zwagers Vroom en Dreesman hadden beiden een manufacturenzaak in de Jordaan, die de basis voor hun latere kledingwinkels vormden.
Vroom en Dreesman, Peek en Cloppenburg en C&A waren het eigendom van katholieke ondernemers, terwijl het wat hogere segment - de Bijenkorf, de Bonneterie, Gerzon en ook het oorspronkelijke Franse Hirsch –van joodse eigenaren waren.
Met de afschaffing van de gilden en de grondwet van 1798 waren alle Amsterdammers gelijkgesteld. Desalniettemin waren in de 19e-eeuw veel klassieke beroepen nog altijd in handen van de protestantse elite. Toen na twee eeuwen van stilstand Amsterdam in de tweede helft van de 19e-eeuw weer groeide en bloeide waren het dan ook de joodse en de roomskatholieke ondernemers die het – nieuwe - kledingbedrijf tot hun domein maakten. Hun kledingwinkels waren vooral te vinden op de Nieuwendijk en in de Kalverstraat.
Het grote warenhuis van de gebroeders Gerzon aan de Kalverstraat.De grote etalages met paspoppen waren een nieuw verschijnsel.
Verlichting
Het winkelen werd aangemoedigd door de gasverlichting die vanaf 1840 in de Amsterdamse straten werd aangelegd. De kunstmatig verlichte etalages maakten de straten ook na zonsondergang aantrekkelijk. In het werk van de schilders Isaac Israëls en George Hendrik Breitner speelt die verlichting een belangrijke rol.
George Hendrik Breitner, Wandelende figuren op de Nieuwendijk
Deze Amsterdamse impressionisten probeerden de vluchtige momenten uit het stadsleven vast te leggen leggen. Isaac Israëls had daarbij speciale interesse voor mode en modewinkels.
Isaac Israëls, Hoedenwinkel, 1893 en Etalage, 1894-1898
Interessant is dat hij deze modewinkels niet vanaf de straat schilderde, maar bijna altijd binnen werkte. Zo huurde hij een kamer boven winkels die tegenover de Hoedenwinkel van de firma Mars en de Etalage van kinderkledingzaak Bahlmann & Co stonden, om deze modezaken te schilderen.
Hirsch, 1882
Hirsch was de chicste kledingwinkel. Als klant werd je hier begeleid door één van de vendeuses, die je verschillende kledingstukken liet zien, geshowd door een model. Het passen duurde vaak de hele dag, met als onderbreking een lunch of thee bij Hotel Americain. De koninginnen Emma, Wilhelmina en Juliana behoorden alle drie tot de clientèle van Hirsch. Hirsch organiseerde in 1912 ook de eerste Nederlandse modeshow. Het evenement werd geschilderd door Isaac Israëls.
Links: Modeshow bij Hirsch. Rechts: Twee mannequins, Ippy en Gertie
De twee mannequins op de rechter afbeelding, die in werkelijkheid Helena en Geertruida Wehmann heetten, waren de topmodellen van hun tijd.
Blogs:
Over de confectie-industrie: https://www.lunenberg.info/de-naaister-in-de-bergstraat
Over Breitner: https://www.lunenberg.info/oogenbliksfotograaf
Over straatlantaarns: https://www.lunenberg.info/welkom-in-verlicht-amsterdam
Bronnen:
Huibert Schijf, De Joodse bourgeoisie in Amsterdam, 1796-1914 (2020) In: Gedurfd Verzamelen p. 26-39. Uitgeverij Waanders.
https://www.hautehistoire.nl/isaac-israels-in-de-ban-van-ippy-en-gertie/
Wikipedia
Rijksmuseum
Beeldbank Amsterdam
Amsterdam Museum, Hart
Foto collectie Nederlands Architectuurinstituut.